moravicus

Xerocomus moravicus (Vaček) Herink

Pileus 25-80 mm breed, gewelfd, met overhangende rand, droog, geheel roze-oker tot roze bruin, heel fijn fluwelig-schubbig, openbrekend in minuscule kleine plakjes bij ouderdom. Buisjes aangehecht, tot 10 mm lang, bleek geel tot oker, niet verkleurend bij kneuzing. Poriën klein, rond, bleek oker, als buisjes, niet verkleurend of hoogstens iets bruin wordend bij kneuzing. Steel 30-70 x 5-15 mm, cilindrisch tot spoelvormig met toegespitste voet, gelijk gekleurd aan de hoed, aangedrukt vezelig. Vlees bleek oker in hoed en wit in steel; in basis van de steel bleek roodbruin, niet verkleurend bij kneuzing.

Sporen 7.5-11 x 4.5-6.0 µm, Q = 1.7-2.8, Qav = 1.9-2.3, breed ellipsoïd tot spoelvormig, met slechts een zwakke aanduiding van een deukje boven de apiculus, relatief dunwandig, bleek in water. Hoedhuid een trichoderm van gesepteerde, cilindrische hyfen, 4-10 µm breed met iets verbrede eindcellen. Pigment bruinig, korrelig, op de wand van de hyfen, oplosbaar in KOH.

Ecologie en verspreiding.— Ectomycorrhiza vormend met Eik, in wegbermen op klei.

 

De Fijnschubbige fluweelboleet is heel zeldzaam, en pas recent met zekerheid in Nederland vastgesteld (Landgoed Kolland, Utrecht).

 

Het is waarschijnlijk een warmteminnende soort met een continentaal - mediterrane verspreiding in Europa.

 

moravicus1

foto Jaap Wisman naar materiaal van Kolland

moravicus2