someber

Xerocomus porosporus (Imler ex) Imler

Hoed 20-60 mm, gewelfd tot uitgespreid met terug gebogen and, middel tot vrij donker, somber bruin zonder roze tinten; geheel aangedrukt fluwelig-viltig, laat en spaarzaam openbrekend bij ouderdom in kleine aangedrukte plakjes, waartussen het witachtige vlees zichtbaar wordt. Buisjes aangehecht to iets aflopend, recht, tot 10 mm lang, groengeel; poriën hoekig, tot 1 mm in diameter, bruinoker, niet verkleurend bij kneuzing. Steel slank, 30-45 x 5-10 mm (top), meestal duidelijk versmallend naar de voet, bleek geel, strogeel tot bruinig met iets donkerder bruine lengtevezels, vooral in het midden. Vlees bleek vuilwit. (Blauwkleuring) vrijwel afwezig.

Sporen 11-16 x 5.0-7.0 μm, Q = 1.8-2.9, Qav = 2.3-2.7, ellipsvormig met duidelijke deuk boven de apiculus en een afgeknotte top, waarbij vaak duidelijk een kiempore zichtbaar is, relatief dikwandig, bleek bruin in water. Hoedhuid een onregelmatig trichoderm van cilindrische hyfen met torpedovormige 4-12 μm brede eindcellen. Pigment sterk incrustrerend in hoofdhuid.

Ecologie en verspreiding. – Ectomycorrhiza vormend met loofbomen, vooral Beuk en Eik, zelden bij coniferen, in gemengd bos, wegkanten e.d. voornamelijk op voedselrijkere grond. Relatief zeldzaam, vooral in de binnenduinrand en in het rivierengebied en Zuid Limburg, elders zeldzaam.

Deze soort is gemakkelijk te onderscheiden op grond van de bruine kleur, het totaal gemis van rode tinten in de hoed en zelden op de steel, en het niet tot nauwelijks blauw verkleuren van de poriën en het vlees. Microscopisch is de soort gekenmerkt door de sporen die in meerderheid duidelijk zijn afgeknot aan de top met een kleine kiemporie. Dit kenmerk wordt gedeel met de Noordelijke fluweelboleet, X. fennicus, die pas recent voor Nederland is vastgesteld. Die soort verschilt door de rode kleur van de vruchtlichamen en het feit dat de sporen fijn gestreept zijn.

 

porosporus_hoed

porosporusHH1

porosporushh2